2/8/2018 0 Comments Column 2: BosbeheerHet is nog vroeg in de morgen en het is net licht. Ik parkeer mijn dienstauto aan de rand van het bos. Gewapend met blesverf en boommeetklem loop ik het bospad op. Na zo’n honderd meter buigt het pad af naar links. Plotseling sta ik oog in oog met een reegeit. We staan beiden als aan de grond genageld naar elkaar te kijken. Op een gegeven moment vindt ze het blijkbaar vertrouwd en gaat ze rustig door met grazen. Ik trek me terug om vervolgens via een flinke omweg in een verder gelegen bosvak aan de slag te gaan. In ons werkgebied hebben we twee soorten bossen. Bossen met een korte groeitijd en bossen met een lange groeitijd. Bossen met een korte groeitijd – die vaakuit populieren of wilgen bestaan en zo’n dertig à veertig jaar bliven staan – en bossen met een lange groeitijd die uit duurzamer loofhout, zoals eiken, beuken en esdoorns. Bossen van het laatste soort kunnen makkelijk meer dan honderd jaar oud worden. Vroeger werden er vaak monotone bossen aangeplant. Dit zijn bossen met maar één boomsoort. We zijn erachter gekomen dat deze bossen veel gevoeliger zijn voor allerlei ziektes en plagen. Daarom worden nieuwe bossen – en dat geldt met name voor bossen met duurzame soorten – in mengingen aangeplant. Ook bij bestaand bos brengen we andere soorten in, zodat er meer variatie ontstaat. In de winter en het vroege voorjaar zijn we bezig met het blessen van bomen. Blessen is vaktaal voor het aanmerken van bomen. Dit kan twee doelen hebben. Het eerste doel is het aanwijzen van toekomstbomen, de mooiste bomen in een bosvak die voor de toekomst gespaard moeten blijven. Die krijgen altijd een blauwe stip. Het tweede doel is het aanwijzen van bomen die gekapt moeten worden. Die krijgen meestal een oranje of groene stip. Voordat we met het blessen beginnen, worden de bossen goed geïnventariseerd. Er wordt dan gekeken hoe gezond en gevarieerd een bos is. We kijken vooral ook waar we op de langere termijn naartoe willen met het bos. Dit bepaalt mede wanneer en hoeveel er gedund moet worden of wanneer er juist geplant moet worden. Dit alles wordt vastgelegd in een meerjarenplan, zodat duidelijk is wat er moet gebeuren. Zo wordt er met zorg gewerkt aan de toekomst van de bossen. Deze column is eerder gepubliceerd in christelijk tijdschrift de Gezinsgids van 2 augustus 2018. De bovenstaande foto is niet eerder gepubliceerd maar nu voorbeeld van bosbouwwerkzaamheden aan deze column toegevoegd.
0 Comments
12/7/2018 0 Comments Column 1: Boswachter wordenVraag een willekeurige klas met kinderen wat ze later willen worden en het beroep ‘boswachter’ wordt zeker genoemd. Ook tijdens mij werk ontmoet ik veel mensen met die reactie. Voor veel mensen is het blijkbaar een droom. Bij mij was dat niet zo. Als je als kind aan me vroeg wat wil je later worden was standaard mijn antwoord: ‘Met dieren en planten werken lijkt me leuk’. En of het nu boer of dierenarts kunnen zijn. Ik ging al jong helpen bij een boer en met een oudere man mee de natuur in. Zij gaven me uitleg over de planten en dieren die we tegenkwamen. De wijze lessen die zij me leerden, zijn nog steeds belangrijk voor mijn werk.
Na het voortgezet onderwijs volgde ik eerst nog twee jaar de opleiding groenvoorziening. Om me verder te specialiseren in boomverzorging ging ik naar de bosbouwschool. Daar werden ook de vakken bosbeheer, natuurbeheer, waterbeheer en wildbeheer gegeven. Er ging een wereld voor me open. Het was ineens helemaal helder: boswachter worden was toch de droombaan! Inmiddels werk ik al tien jaar bij Staatsbosbeheer. Ik begon als leerling-boswachter, vier dagen in de week werken en één dag naar school. Na het afronden van mijn opleiding was er een vacature voor boswachter in Nationaal Park Weerribben-Wieden. Een prachtig gebied om ervaring op te doen. Toch bleven mijn Zeeuwse roots trekken. Na drie jaar ging ik in 2013 aan de slag in de natuurgebieden van de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee, waaronder ook de gebieden langs en in de grote wateren het Haringvliet, Hollandsdiep, Krammer-Volkerak en Oude Maas. Veel mensen denken dat boswachters alleen maar in het bos werken. Niets is minder waar. In ons werkgebied werkgebied is er meer deltanatuur - schorren, slikken, en water - en grasland dan bos. Samen met mijn collega's houd ik me bezig met het beheer van deze natuurterreinen. We doen allerlei werkzaamheden, zoals maaien van kwetsbare vegetaties, het onderhoud van bos, en het verzorgen van kuddes koeien en paarden die door het begrazing het landschap open houden en zorgen voor een gevarieerde plantengroei. In de komende columns geef ik een kijkje in het werk van boswachters in het werkgebied Zuid-Hollandse Delta. Deze column is eerder gepubliceerd in Christelijk tijdschrift de Gezinsgids van 12 juli 2018 |
AuteurArjan Versprille Archieven
September 2018
Categorieën |