Kooiker in de Weerribben
Eendenkooien, een prachtige herinnering aan een traditioneel ambacht
De ochtend breekt
aan. De zon komt als een oranje bal op. Een ijsvogel roept luid zijn tie-tie en
scheert over de kooiplas, waarop tientallen eenden neerdalen om uit te rusten
van het foerageren. Nog even, dan zal de kooiker komen om eenden te voeren.
Wessel Wesseldijk (61) is vrijwillige kooiker bij
Staatsbosbeheer in Nationaal Park Weerribben-Wieden. Behendig stuurt hij zijn
Weteringse punter door de kooisloot in de richting van de Kloosterkooi. Zijn
kooikerhondje Lukka staat fier op de voorplecht van de boot. Tijdens de tocht
door het prachtige natuurgebied, vertelt hij enthousiast: ,,Ik kom al in de Weerribben vanaf mijn
veertiende jaar. Mijn ouders komen van oorsprong uit deze streek. Ook hadden ze
hier een vakantiewoning. Als we hier waren, ging ik mee het veld in met de
boeren en rietsnijders die er werkten. Daardoor kreeg ik een hechte band met
het gebied”.
"Eigenlijk ben ik ook wel een beetje doorgeslagen hoor,”
In het Noordwesten van Overijssel ligt het Nationaal Park
Weerribben-Wieden, dat bestaat uit de natuurgebieden De Weerribben en De
Wieden. Hier bevinden zich in totaal nog zes eendenkooien, waarvan twee in de
Weerribben, namelijk de Kooi van Pen en de Kloosterkooi. Beide kooien zijn
eigendom van Staatsbosbeheer en worden in stand gehouden vanwege hun grote
cultuurhistorische waarde en natuurwaarden. „Toen
ik een kooikerhondje kocht, wilde ik er ook graag mee aan het werk. Daarom
meldde ik me aan als vrijwilliger in de Kooi van Pen. Daardoor raakte ik met
het kooigebeuren betrokken en wilde er steeds meer over weten. Het volgen van
de cursus voor kooiker en het halen van mijn jachtakte was daarom een logische
keuze. Eigenlijk ben ik ook wel een beetje doorgeslagen hoor,” zegt Wesseldijk lachend.
Wesseldijk is duidelijk enthousiast en weet er veel over
te vertellen. „De
Kooi van Pen wordt gezien als één van de grootste eendenkooien van West-Europa.”
Deze kooi werd in het jaar 1884 gebouwd door Jan Harmen Pen. De kooi telt
achttien vangpijpen, vijf kooiplassen, meerdere makhokken en kooikershuisjes en
heeft een totale oppervlakte van achtendertig hectare. Tot 2007 is hij
beroepsmatig gebruikt. Nu wordt hij door een grote groep betrokken
vrijwilligers opgeknapt en onderhouden om deze bijzondere cultuurhistorische
parel te behouden voor de toekomst. De andere eendenkooi -de Kloosterkooi- is
ontstaan in 1902 en werd gebouwd door Albert ten Klooster en zijn zoon Hendrik
de Eerste. Deze is met een grootte van acht hectare veel kleiner en telt zes
vangpijpen, twee kooihuisjes, een kooiplas en een makhok.
Eenmaal in de eendenkooi aangekomen, is absolute stilte
vereist. Bijna geruisloos - om de eenden niet te verstoren - loopt Wessel
Wesseldijk over het pad in de richting van het kooihuisje. Net zo geruisloos
volgt Lukka trouw zijn baasje. Vroeger ging de kooiker in speciale kleren, bestaande
uit oude maar warme plunje die hij enkel in de kooi droeg. Verder nam hij een smeulende
turf mee de eendenkooi in, om de geur van mensen te maskeren. Wesseldijk haalt uit
het huisje eendenvoer en loopt daarmee naar de plas. Nieuwsgierig gluurt hij
door de schermen om te kijken of er eenden op de plas liggen. ,,We werken hier
letterlijk achter de schermen,” zegt hij
fluisterend.
,,We werken hier letterlijk achter de schermen,”
De kooiplas en de vangpijpen zijn geheel omheind met rietschermen. Zo is er vanaf het water niets waarneembaar, zodat de eenden ongestoord kunnen slapen. Ook gaf dit de kooiker de gelegenheid om ongestoord zijn werk te kunnen doen.
,,Ik vind het fascinerend dat je met behulp van het ene dier het andere dier vangt.”
Vroeger kwam de kooiker tweemaal op een dag eenden
vangen, in de ochtend en in de namiddag. Door middel van voer werden de eenden
in die vangpijp gelokt, waar de wind vandaan kwam. Dit is omdat eenden altijd tegen de wind in opvliegen.
Het kooikerhondje en de zogenaamde lokeenden, eigenlijk makkestaleenden
genoemd, hadden hierbij een belangrijke functie. Het kooikerhondje liep telkens zichtbaar voor de eenden
de vangpijp in. Zijn kleur en wapperende staart maakten de eenden nieuwsgierig.
De makkestaleenden zwommen steeds verder de pijp in. De wilde eenden zwommen
mee en werden hierdoor steeds verder de vangpijp ingelokt. Als ze ver genoeg waren, liet de kooiker zich
zien, waardoor de wilde eenden schrokken, opvlogen en zo nog verder de pijp invlogen.
De makkestal eenden, die het spelletje kenden, zwommen terug de kooiplas op. Wesseldijk:
,,Ik vind het fascinerend dat je met behulp van het ene dier het andere dier
vangt.”
Nu worden de eendenkooien niet meer gebruikt om voor
consumptie te vangen. ,,Wel zijn we druk bezig om de Kloosterkooi weer geheel
geschikt te maken om te vangen. Niet voor consumptie, maar voor onderzoek. Elke
eend die we vangen, krijgt een ring. Mocht deze eend gevonden worden, dan kan
nagegaan worden waar ze vandaan komt en waar ze mogelijk is geweest. Zo wordt
gekeken hoe groot het verspreidingsgebied van eenden is.”
Na zijn voerronde door de kooi verlaat Wesseldijk deze weer net zo geruisloos als hij gekomen is. Via de kooibrug loopt hij richting de boot. Morgen zal hij met Lukka weer dezelfde ronde maken.
Na zijn voerronde door de kooi verlaat Wesseldijk deze weer net zo geruisloos als hij gekomen is. Via de kooibrug loopt hij richting de boot. Morgen zal hij met Lukka weer dezelfde ronde maken.
Eendenkooien
Eendenkooien zijn met rietschermen omheinde plassen waar
door middel van vangpijpen eenden werden gevangen. Een vangpijp is een steeds
smaller wordende sloot met daar overheen een net. De eendenbout werd verkocht
voor consumptie. Eendenkooien hebben van vroeger uit iets geheimzinnigs. Dit komt
omdat er vroeger geen mens werd geduld. Grote vallen, klemmen en een oplettende
kooiker maakten het toen onmogelijk om zelfs maar een kijkje te nemen. Tegenwoordig staan ze vooral bekend om de
rust en de grote natuurwaarden. Maar in tegenstelling tot vroeger geven
kooikers nu wel graag het publiek de gelegenheid om een kijkje te nemen in de
eendenkooi. Vroeger waren er in Nederland tussen de duizend en vijftienhonderd
eendenkooien. Nu zijn er - voor zover bekend- nog honderdachttien overgebleven.
Ze zijn voornamelijk te vinden aan de westkant van Nederland. Daar waar water
was, werden eendenkooien gebouwd.
Kooikerhondje
Als de kooiker de eendenkooi
in gaat om eenden te vangen, gaat zijn assistent, het kooikerhondje, altijd mee
om te helpen. Deze hondjes staan bekend als harde en bereidwillige werkers. Ze
hebben een lief, vrolijk en intelligent karakter. Al vanaf de zeventiende eeuw
is bekend dat er gebruik werd gemaakt van kooikerhondjes. In de twintigste eeuw
dreigde het hondje te verdwijnen. Na een zoektocht naar verschillende
kooikerhondjes door het hele land kon er met de hondjes worden gefokt. Vanaf
1966 wordt het kooikerhondje gezien als een erkend ras.
Kooikerstaal en familienamen
‘Een taling uitzenden om een eendvogel te vangen’, ‘een
vreemde eend in de bijt’, ‘met vogels vangt men vogels, ‘de pijp uitgaan’ en ’achter
de schermen werken’, wie kent deze spreekwoorden niet? Ze zijn al eeuwen oud en
worden wel kooikerstaal genoemd, omdat ze van oorsprong gebruikt werden in de
eendenkooien.
Ook bestaan er familienamen, veldnamen, plaatsnamen en
straatnamen die in verband staan met een eendenkooi. Denk hierbij aan
familienamen als Kooiker, Kooistra, Kooiman en van der Kooij. Plaatsnamen zijn
bijvoorbeeld Kooiwaard, Kooiplaats en Kooihuizen.
Op excursie naar de eendenkooi
Ook een kijkje nemen in een eendenkooi? Staatsbosbeheer
organiseert van mei tot oktober excursies naar de Kloosterkooi. Per boot, fiets
of wandelend ga je door de prachtige Weerribben, vanaf het Buitencentrum naar
de eendenkooi. Tijdens deze tocht krijg je hierover uitleg. Meer informatie:
0561-477272. Ook op andere plaatsen in Nederland zijn er eendenkooi-excursies,
van Walcheren tot Terschelling. Meer informatie: www.staatsbosbeheer.nl.