27/9/2018 0 Opmerkingen Het mooiste intermezzoJe zou het misschien niet verwachten, maar als boswachter heb je ook kantoorwerk. Op maandag starten we met een kort werkoverleg. Zodra dat afgelopen is, begin ik met het wegwerken van administratie en e-mail.
Vandaag ligt een stapel onverwerkte facturen op me te wachten. Ik ben net lekker op gang als één van mijn collega’s binnenkomt met een paar meldingen: een omgevallen boom die over een wandelpad gevallen is, een afvaldumping, overhangend hout over een weg en een ontbrekend bord met toegangsregels. De meldingen belanden naast de stapel met onverwerkte facturen. Net als ik verder wil gaan, hoor ik mijn telefoon. Het hoofdkantoor. Ik wordt doorverbonden met iemand die op zoek is naar grond om te pachten. Ik maak met betreffende meneer een afspraak. Daarna ga ik verder met het wegwerken van de meldingen die binnen zijn gekomen. Deze verdeel ik onder de collega’s in het veld om ermee aan de slag te gaan. Als dit klaar is bekijk ik nog even een project voorstel, lunch snel en haast met naar een afspraak met een pachter over een nieuw pachtcontract. Samen bespreken we hoe het perceel dat hij pacht, moet gebruiken. Na het gesprek ga ik nog even naar natuurgebied de Hellegatsplaten om werk op te nemen. Via Ooltgensplaat kom ik op het wandelpad dat door de Hellegatsplaten loopt. Voor me zie ik twee reeën in de struiken verdwijnen. Ik neem gauw een kijkje in de vogelkijkhut. Vanuit de huis zie ik een grote vogel die aan komt vliegen. Een zeearend! Snel zet ik mijn verrekijker aan mijn ogen. Voor ik het weet, heb ik hem groot in beeld. De zeearend duikt naar beneden. Een moment later zie ik overal vogels opvliegen. Kuifeenden, krakeenden, bergeenden, wintertalingen en allerlei soorten ganzen. De Zeearend geeft een paar vleugelslagen en duikt opnieuw om een prooi te bemachtigen. Hij is inmiddels te ver om te kunnen zien of hij daadwerkelijk een prooi heeft gepakt. Maar na een druk dagje kantoor heb ik wel het mooiste intermezzo gezien dat er bestaat. Daarvoor wil ik best nog een dagje kantoor draaien.
0 Opmerkingen
14/9/2018 0 Opmerkingen Strijd om grutto en tureluurIn de Hoeksche Waard ligt het weidevogelreservaat Oudeland van Strijen. Het gebied is vijfhonderdvijftig hectare groot. Het grootste gedeelte van het gebied bestaat uit open grasland met daarnaast een moeraszone waar vooral riet groeit en op enkel plaatsen wat wilgen. Ook in dit gebied loopt het aantal weidevogels de laatste jaren erg terug. Er spelen verschillende factoren een rol bij de terug van het aantal weidevogels, maar de hoofdoorzaak is vaak een structureel te lage waterstand. Dit is ook in het Oudeland van Strijen het geval. Voor weidevogels zijn reservaten met een hoog waterpeil heel aantrekkelijk. De waterstand moet van het vroege voorjaar tot begin zomer zo’n dertig centimeter om het maaiveld staan. Door deze hoge grondwaterstand blijft de grond in het voorjaar lang koud en groeit het gras maar langzaam. De grasmat wordt niet te dicht en biedt ruimte voor vogels om voedsel te zoeken. Een vochtige bodem is ook zachter waardoor weidevogels makkelijker met hun snavel de bodem in kunnen. Naast een hoge waterstand, is het van belang dat er voldoende ondiepe plassen water beschikbaar zijn. In deze plassen kunnen weidevogels foerageren, opvetten en rusten. Maar alleen met goed waterbeheer ben je er nog niet. Ook het beheer van grasland luistert nauw als je veel weidevogels wilt aantrekken. Wat ze nodig hebben is - afwisselend en op korte afstand - hooi- en weiland. Dat noemen we mozaïekbeheer. Dit betekend dat er per perceel maatwerk nodig is. Daarom maaien we op een gedeelte van de percelen met opzet vroeg en op andere percelen juist laat. Op ongeveer een derde van het gebied worden percelen niet gemaaid, maar beweid met koeien. Hierdoor ontstaat er tussen de percelen verschil in begroeiing, namelijk gebieden met een open vegetatie of vegetatie die hoog of juist laag is. Ook bemesting met ruige stalmest zorgt voor variatie in de percelen. De bemesting zorgt - omdat al die organische stof verteerd moet worden - voor een opleving van het bodemleven. Hoe meer variatie je in een reservaat weet te bewerkstelligen hoe beter het voor weidevogels is. We doen dit werk met veel passie want het zou toch erg jammer zijn om de grutto, tureluur, scholekster, kemphaan, kluut, veldleeuwerik en slobeend in ons Nederlandse polderlandschap te moeten missen. 30/8/2018 0 Opmerkingen Waardevolle postzegelsHet was altijd mijn droom om in een groot aaneengesloten natuurgebied te werken waar je uren kon dwalen zonder een mens tegen te komen. Jarenlang heb ik gewerkt in het prachtige natuurgebied Nationaal Park Weerribben-Wieden. Hier was dat inderdaad mogelijk. Soms was ik uren op pad terwijl ik geen mens zag, maar wel reeën, purperreigers, visarenden, libellen, kiekendieven, klapeksters en zelfs een otter tegenkwam. De weidsheid en de uitgestrektheid van het landschap waren geweldig om te ervaren. Op sommige momenten kwam de regen met bakken uit de lucht, op andere momenten gingen we er tijdens de vorst op de schaats uit omdat we dan op plekken konden komen die anders onbereikbaar waren. Inmiddels werk ik al weer een heel aantal jaren in de Zuid-Hollandse Delta die voor een deel bestaat uit veel kleine gebieden. Zeker in het begin miste ik weleens de grootschaligheid van mijn vorige werkgebied, maar inmiddels ben ik ook de meerwaarde van kleine natuurgebieden erg gaan waarderen. Een natuurgebied hoeft namelijk niet groot te zijn om een bijzondere waarde te hebben. Zowel in de Hoeksche Waard als op Goeree-Overflakkee beheer Staatsbosbeheer kleinere graslandjes en bosjes. Menig buitenstaander beschouwt deze gebiedjes als waardeloze postzegels. Maar juist van deze kleine gebiedjes kan de natuurwaarde erg hoog zijn. De kreekgebieden, bijvoorbeeld, bestaan ten eerst uit water met allerlei soorten vis. Dat water gaat in sommige gevallen over in rietzones met meerjarig riet waarin allerlei soorten rietvogels broeden, eten en overnachten. Soms heeft een oever juist steile kanten wat aantrekkelijk is voor oeverzwaluwen of ijsvogels. De rietzones gaan ten slotte over in grasland waar zeldzame planten groeien die allerlei insecten, zoals bijen, sprinkhanen, en vlinders, aantrekken. In de kleine bosgebieden vinden allerlei soorten, zoals buizerds, Vlaamse gaaien en mezen, een plek om te broeden en reegeiten krijgen er hun kalfjes. Wat ook belangrijk is aan deze waardevolle postzegels, is dat ze voor dieren vaak dien als schakels(steppingstone) om van het ene grote natuurgebied naar het andere te kunnen gaan. De afstand tussen twee gebieden is vaak te groot om in een keer te kunnen overbruggen. En niet vergeten, juist deze kleine gebieden liggen vaak in de buurt van bebouwing en zijn dus voor veel mensen een uitgelezen plek om ter ontspanning de natuur in te gaan. 16/8/2018 0 Opmerkingen Bedreigde soortenNa een drukke werkdag fiets ik over de zeedijk langs de Oosterschelde ter hoogte van mijn woonplaats. Het is afgaand water en de eerste slikken vallen droog. Met de verrekijker verken ik de waterlijn. Honderden bergeenden, wulpen, scholeksters en diverse soorten steltlopers zoeken hun voedsel. Even verderop staat een groepje lepelaars in lijn te vissen. Net als ik verder wil fietsen, valt mijn oog op een vogeltje dat ik niet direct herken, omdat het zo snel voorbijvliegt.Daarom zoek ik met de verrekijker de dijk af. Dan komt er een tapuit het beeld in vliegen om vervolgens zingend op een tak zijn territorium te bewaken. Via een polderweg met daarlangs een weelderige bloemenzee van margrieten, kattendoorn, gewone agrimonie, knoopkruid en muskuskaasjeskruid vervolg in mijn weg. Al deze soorten zijn in een halfuurtje fietsen te zien. Veel mensen valt het niet op omdat ze al deze soorten niet kennen. En de meesten beseffen nog minder dat het voor vele planten en dieren helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat ze nog in ons land voorkomen. Al jaren is bekend dat veel soorten met uitsterven bedreigd worden. Op de zogenaamde rode lijst staan alleen al 181 bijensoorten. Van de 27 hommelsoorten die ons land rijk is, zijn er 17 met uitsterven bedreigd. Vogelsoorten zoals kemphaan en de velduil hebben het heel moeilijk, maar ook bekendere soorten als de grutten en de veldleeuwerik gaan hard achteruit. Genoeg redenen om ons zorgen te maken. Natuurbeschermers doen hun best om het tij te keren. Ze zorgen bijvoorbeeld voor geschikte broedgelegenheid, voldoende foerageergebieden en rustplaatsen voor vogels. Insecten zoals vlinders hebben de juiste waardplanten nodig om eitjes te kunnen leggen. De zeldzame vuurvlinder legt haar eitjes bijvoorbeeld alleen op waterzuring. Dat komt op veel plekken in Nederland nog gewoon voor. Maar voor de grote vuurvlinder moet de omgeving aan meer eisen voldoen om te kunnen overleven. Daar ontbreekt het vaak aan. De laatste jaren zijn er ook agrariërs die het belang van biodiversiteit hoog in het vaandel hebben en daarom hun bedrijf meer ‘natuurinclusief’ willen maken. Dat zijn waardevolle initiatieven die zeker hun steentje bijdragen aan het behoud van biodiversiteit. 2/8/2018 0 Opmerkingen Column 2: BosbeheerHet is nog vroeg in de morgen en het is net licht. Ik parkeer mijn dienstauto aan de rand van het bos. Gewapend met blesverf en boommeetklem loop ik het bospad op. Na zo’n honderd meter buigt het pad af naar links. Plotseling sta ik oog in oog met een reegeit. We staan beiden als aan de grond genageld naar elkaar te kijken. Op een gegeven moment vindt ze het blijkbaar vertrouwd en gaat ze rustig door met grazen. Ik trek me terug om vervolgens via een flinke omweg in een verder gelegen bosvak aan de slag te gaan. In ons werkgebied hebben we twee soorten bossen. Bossen met een korte groeitijd en bossen met een lange groeitijd. Bossen met een korte groeitijd – die vaakuit populieren of wilgen bestaan en zo’n dertig à veertig jaar bliven staan – en bossen met een lange groeitijd die uit duurzamer loofhout, zoals eiken, beuken en esdoorns. Bossen van het laatste soort kunnen makkelijk meer dan honderd jaar oud worden. Vroeger werden er vaak monotone bossen aangeplant. Dit zijn bossen met maar één boomsoort. We zijn erachter gekomen dat deze bossen veel gevoeliger zijn voor allerlei ziektes en plagen. Daarom worden nieuwe bossen – en dat geldt met name voor bossen met duurzame soorten – in mengingen aangeplant. Ook bij bestaand bos brengen we andere soorten in, zodat er meer variatie ontstaat. In de winter en het vroege voorjaar zijn we bezig met het blessen van bomen. Blessen is vaktaal voor het aanmerken van bomen. Dit kan twee doelen hebben. Het eerste doel is het aanwijzen van toekomstbomen, de mooiste bomen in een bosvak die voor de toekomst gespaard moeten blijven. Die krijgen altijd een blauwe stip. Het tweede doel is het aanwijzen van bomen die gekapt moeten worden. Die krijgen meestal een oranje of groene stip. Voordat we met het blessen beginnen, worden de bossen goed geïnventariseerd. Er wordt dan gekeken hoe gezond en gevarieerd een bos is. We kijken vooral ook waar we op de langere termijn naartoe willen met het bos. Dit bepaalt mede wanneer en hoeveel er gedund moet worden of wanneer er juist geplant moet worden. Dit alles wordt vastgelegd in een meerjarenplan, zodat duidelijk is wat er moet gebeuren. Zo wordt er met zorg gewerkt aan de toekomst van de bossen. Deze column is eerder gepubliceerd in christelijk tijdschrift de Gezinsgids van 2 augustus 2018. De bovenstaande foto is niet eerder gepubliceerd maar nu voorbeeld van bosbouwwerkzaamheden aan deze column toegevoegd.
12/7/2018 0 Opmerkingen Column 1: Boswachter wordenVraag een willekeurige klas met kinderen wat ze later willen worden en het beroep ‘boswachter’ wordt zeker genoemd. Ook tijdens mij werk ontmoet ik veel mensen met die reactie. Voor veel mensen is het blijkbaar een droom. Bij mij was dat niet zo. Als je als kind aan me vroeg wat wil je later worden was standaard mijn antwoord: ‘Met dieren en planten werken lijkt me leuk’. En of het nu boer of dierenarts kunnen zijn. Ik ging al jong helpen bij een boer en met een oudere man mee de natuur in. Zij gaven me uitleg over de planten en dieren die we tegenkwamen. De wijze lessen die zij me leerden, zijn nog steeds belangrijk voor mijn werk.
Na het voortgezet onderwijs volgde ik eerst nog twee jaar de opleiding groenvoorziening. Om me verder te specialiseren in boomverzorging ging ik naar de bosbouwschool. Daar werden ook de vakken bosbeheer, natuurbeheer, waterbeheer en wildbeheer gegeven. Er ging een wereld voor me open. Het was ineens helemaal helder: boswachter worden was toch de droombaan! Inmiddels werk ik al tien jaar bij Staatsbosbeheer. Ik begon als leerling-boswachter, vier dagen in de week werken en één dag naar school. Na het afronden van mijn opleiding was er een vacature voor boswachter in Nationaal Park Weerribben-Wieden. Een prachtig gebied om ervaring op te doen. Toch bleven mijn Zeeuwse roots trekken. Na drie jaar ging ik in 2013 aan de slag in de natuurgebieden van de Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee, waaronder ook de gebieden langs en in de grote wateren het Haringvliet, Hollandsdiep, Krammer-Volkerak en Oude Maas. Veel mensen denken dat boswachters alleen maar in het bos werken. Niets is minder waar. In ons werkgebied werkgebied is er meer deltanatuur - schorren, slikken, en water - en grasland dan bos. Samen met mijn collega's houd ik me bezig met het beheer van deze natuurterreinen. We doen allerlei werkzaamheden, zoals maaien van kwetsbare vegetaties, het onderhoud van bos, en het verzorgen van kuddes koeien en paarden die door het begrazing het landschap open houden en zorgen voor een gevarieerde plantengroei. In de komende columns geef ik een kijkje in het werk van boswachters in het werkgebied Zuid-Hollandse Delta. Deze column is eerder gepubliceerd in Christelijk tijdschrift de Gezinsgids van 12 juli 2018 |
AuteurArjan Versprille Archieven
September 2018
Categorieën |